Tweede Pinksterdag, half twee. Het is zo’n dag waarop de dingen zijn zoals ze altijd zouden moeten. Het felle licht op de Hilversumse hei baadt alles in een sfeer van zomer en loomheid. Ik knipper tegen de felle zon. ‘De tijd is hier de ruimte’, zingt Blof in mijn hoofd.
Een wat oudere man, met markante krulsnor, loopt mijn kant op. ‘Mag ik naast u op het bankje komen zitten?’ Als ik opzij kijk, zie ik dat de man zeker in de zeventig moet zijn. Beetje zeemanstype, stoere kerel. Hij vertelt dat zijn twee kleine hondjes verderop in een kuil graven en heen en weer rollen. ‘Met dit weer is de schaduw goed he? Die beestjes kunnen niet zweten. Alleen met hun tong dan.’
Hij wijst op lage struikjes die parmantig boven de paarse hei uitsteken. ‘Dat is Amerikaanse vogelkers. Ze noemen het ook wel bospest. Het verstikt alles. Zelf geïmporteerd door het Goois natuurreservaat hoor. Daarom moeten ze nu koeien laten grazen. Die houden de struiken kort. Maar ze vertrappen ook alles. Weidevogels vluchten omdat de nesten vertrapt worden. Die koeien horen hier niet. Belachelijk.’
We praten over de jaren zeventig, waarin hij als muzikant speelde in een orkest van een Surinamer. Max Woiski. Hij spelt het voor me, want het zegt me niet zoveel. ‘Kent u het liedje, Je bent nog niet gelukkig met een mooie vrouw?’ En hij begint te zingen. Ritmisch. Hij en zijn maten speelden de voorloper van de salsa. Surinaamse dansmuziek. Later hebben ze zelfs samengespeeld met Hans Dulfer. ‘Ja, ik heb een goed leven gehad hoor.’ Hij blijkt 83 te zijn.
In de stilte horen we het klappen van het houten hekwerk dat ons scheidt van de rest van de uitgestrekte heide. Het hek waarachter de honden aangelijnd moeten worden. En dat vertikt de markante krulsnor. ‘Ik kijk altijd om me heen of de boswachter er niet aankomt. Die twee kleine hondjes van mij, ze doen toch niks. Maar ik ben al een keer bekeurd hoor, 60 euro. Een van m’n hondjes liep aan de andere kant van het hek. En ik liep aan de goede kant. Maar daar had de boswachter niets mee te maken.’ Zijn twee hondjes komen aangehuppeld. Een klein lichtbruine en een teckel-achtige zwarte variant. Blij nestelen ze zich in een door soortgenoten gemaakte kuil onder het bankje.
De man blijkt een dochter van 62 te hebben die zelf al oma is. Elke maandag gaan ze met z’n allen op de hei wandelen. Ik zie ze al samen, pratend en druk gebarend. Hier liep mijn vader decennia geleden, hier liepen schaapsherders eeuwen geleden, hier liep mijn opa toen zijn tapijtfabriek nog vol in bedrijf was in Hilversum. En nu zij. Hier loopt gewoon geschiedenis.
De man vertelt over zijn tijd als beroepsmilitair. Gevochten in Korea in de jaren vijftig. Als sportinstructeur zijn manschappen getraind op de Hilversumse hei. ‘Ik had de wat softere mannen he? De verzorgende regimenten. Dan vroeg ik, wie kan het hardst lopen? Nou dan staken er altijd wel een paar hun vinger op. Die liet ik dan achteraan lopen, zodat ze de zwakste jongens in de gaten hielden. Dat jutte elkaar op, dat ging hartstikke goed. Jongens met astma hielp ik van hun astma af.’
Ik wil uren blijven zitten.
Twee dagen later tik ik nieuwsgierig op internet ‘Max Woiski’ in. En zo ontrolt zich de geschiedenis van Jan Jacobs, bassist bij Max Woiski jr. Ik herken zijn gezicht en zijn snor, maar dan jaren en jaren terug. De man op het bankje bestaat ook in het digitale leven. Hij speelde later met Hans Dulfer in Ritmo Natural. Er zijn nog oude elpee’s te krijgen, met muziek erop die hij maakte. Hij staat op vergeelde foto’s, waarop mannen in strakke hempjes blij de camera instaren. De man op het bankje is een kleine beroemdheid. Het is bijna jammer. Zijn verhalen hadden gewoon tussen ons moeten blijven, op dat bankje daar, op die mooie Pinksterdag.
Wat een leuk stukje.
Woont Jan in Hilversum?
Hij speelde ook in Sail Joia, leuke muziek Ik kan je wel wat laten horen van Ritmo Natural en Sail.
Floris