De verhalen van Toon Tellegen hebben iets tijdloos. Hij schrijft bijna altijd over dieren: de eekhoorn, mier, boktor of olifant. Ik las ergens dat de dierenverhalen zijn ontstaan uit de verhalen die Tellegen zijn dochter elke avond vertelde. Het verhaaltje van de mus die een les gaat geven in ‘Weggaan’ is een voorbeeld van zo’n mooi, klein universum in alinea’s gevangen.
De mus zette een bord voor zijn deur:
WEGGAAN (in één les)
Tegen de dieren die langs zijn huis liepen en het bord lazen, zei hij, terwijl hij op en neer sprong en zijn ogen liet glinsteren: ‘Weggaan is heel interessant. Ja ja!’ Ze vroegen of iedereen het kon leren. De mus liet een paar rimpels op zijn voorhoofd verschijnen en zei: ‘Als je het echt wilt wel. Denk maar een de mier.’ Het duurde niet lang of zijn eerste leerlingen meldden zich. De volgende ochtend vond de les plaats.
Overal om het huis van de mus slopen en holden dieren weg, verborgen zich achter grassprieten en riepen: ‘Ben ik nu weg?’ ‘Bijna’, riep de mus voortdurend terug. ‘Heel goed.’ En hij legde uit dat ze zich moesten voorstellen dat ze echt weggingen. ‘Voorstellen, dat is het belangrijkste,’ zei hij. ‘Als je dat maar onthoudt.’
Aan het eind van de middag hadden de meeste dieren, zoals de mus zei, het weggaan onder de knie. ‘Het is inderdaad heel interessant’, zeiden ze en ze bedankten de mus. ‘Morgen geef ik een andere les’, zei de mus in zijn deuropening. ‘Als jullie tenminste willen komen…’ De dieren keken hem vragend aan. ‘Die les heet Wegblijven’, zei de mus en hij vertelde dat ze zouden leren onder geen voorwaarde terug te komen, hoe hard iemand ook riep dat hij hen miste, en ook niet als ze jarig waren of thuis nog iets in hun kast hadden staan waar ze opeens trek in hadden. ‘Wegblijven is een kunst’, zei hij.
De volgende ochtend klopten de dieren weer op zijn deur. Ze wilden het allemaal leren. Aan het begin van de les stuurde de mus ze allemaal een andere kant op. Toen vloog hij op, ging op de onderste tak van de eik zitten en riep: ‘Zo is het goed. De les is over. Jullie zijn allemaal geslaagd. Kom maar terug.’
Alle dieren kwamen terug. De mus schudde zijn hoofd en legde uit dat ze juist niet hadden moeten terugkomen. Daar ging het om. ‘O ja’, zeiden de dieren en ze knikten.
Toen ze allemaal weer weg waren riep de mus: ‘Ik heb me vergist! De les heet Terugkomen! Het spijt me!’ En weer later bakte hij een onweerstaanbare taart, waarvan de geur tot ver in de omtrek doordrong. Toen sommige van zijn leerlingen daar niet op afkwamen riep hij: ‘Help! Help! Vlug! Er overkomt mij iets heel ergs!’ en jammerde luidkeels. Aan het eind van de middag was niemand weggebleven en aten ze met zijn allen de onweerstaande taart op.
‘Morgen gaan we verder’, zei de mus. ‘Voor Wegblijven staan twee lessen.’
Maar de volgende dag kwam niemand meer en zat de mus voor zijn deur wat voor zich heen te tjilpen. Misschien moet ik les gaan geven in besluiteloosheid, dacht hij. Of in ondoorgrondelijkheid of zoiets.